Open terrein
Het Zuid-Limburg van 1952, de anonieme landingsplek die dit karmisch vlokje had gekozen, was een omgeving die dreef op materiële en sociale conventies. Al was de natuur van jongs af aan mijn tweede thuis, de diepere innerlijke thuiskomst in de wereld ervoer ik er pas vanaf mijn zesde, zevende jaar, vooral dankzij Karl May’s verhalen over ene Old Shatterhand.
Over het algemeen had ik een ongecompliceerde jeugd die voornamelijk bestond uit buiten rondstruinen en fragiele vriendschappen sluiten. Grote traumatische gebeurtenissen herinner ik me niet, maar anderzijds herinner ik me ook geen echt bezielende stimulans van opvoeders, geen echte verbinding. Naar het leven toe was er volheid, maar naar mensen toe vooral onduidelijkheid.
Regelmatig verbleef ik in de dorpse omgeving van mijn grootouders in Schinnen waar een onbekommerde sfeer heerste van dagelijkse, arbeidzame eenvoud (meerijden op de strowagen!). Door mijn oma van vaders zijde, een zwijgzame maar wijze, liefdevolle verzorgster, werd al vroeg op subtiele wijze mijn interesse voor boeken gewekt.
Mede geïnspireerd door May’s boodschap koos ik op mijn elfde voor een seminarie-opleiding, als start van een verondersteld missionarisbestaan.
Gewijzigde romantiek
Na anderhalf jaar werd duidelijk dat mijn naïeve, romantische inborst zich geen raad wist met de sociaal-emotionele mechanismen op dat instituut. Persoonlijk onvermogen me te weren tegen kleine pesterijen bijvoorbeeld bleek sterker te zijn dan een veronderstelde roeping.
De lokale middelbare school leverde mij een andersoortige connectie met het leven: gemengde klassen en nieuwe verhalen over allerlei mij onbekende aspecten. Mettertijd zou dit de voorzichtige kennismaking worden met een provinciale variant – en later de hippieversie – van sex, drugs en rock-‘n-roll.
Dolen in de wereld
Intellectuele capaciteit en sociale normen boeiden me onvoldoende om als referenties te kunnen fungeren. Urgentere motieven bewogen mij: de droom van innerlijke kwaliteit (waardigheid), de nietszeggendheid van wereldse doelen (carrière) en een broze omgang met anderen (gebrek aan karakterontwikkeling en sociale vaardigheden).
In mijn hart voelde ik me aangetrokken tot een betekenisvolle, authentieke invulling van het bestaan. Muziek kreeg in deze tijd een vaste plek; dagelijkse uitzendingen van piratenradio Caroline en later de kennismaking met softdrugs leverden vrijere expressie en onconventionele oriëntatie.
Geleidelijk stagneerde het studietraject, mede vanwege de slinkende interesse voor cultivering van het cerebrale en materiële. Na de vijfde klas gymnasium besloot ik mijn tocht te vervolgen via ad-hoc baantjes en alternatieve mogelijkheden om me te ontplooien.
Grensverkenningen
Zolang de ouderlijke omgeving dienst deed als materieel onderkomen vormde een vriendenkring mijn existentiële biotoop. Een vast element daarin was dorpsgenote Miriam in wie ik een hartsvriendin vond.
Gaandeweg betrok ik eigen woonplekken, zeker naarmate deze relatie vastere vorm aannam; in de periode van mijn 18e tot 25e werd haast elk jaar wel een keer verhuisd. Baantjes (fabriek, schoonmaakbedrijf, bakkerij etc.) of uitkeringen vielen redelijk te combineren met muziek maken, poëtische inspiratie en spirituele verkenningen.
Vanaf mijn vroege puberteit had ik een actieve belangstelling voor filosofie (Kant, Nietzsche, Kierkegaard); geleidelijk verschoof die interesse naar oosterse filosofie, met name naar zenboeddhisme. Een niet echt extreem gebruik van softdrugs en enkele experimenten met lsd leerden me de kracht van beleving waarderen.
Sporadische en kortstondige reizen, liftend en al dan niet met een vriend, naar Frankrijk of Engeland bijvoorbeeld pasten ook in dit scenario. Maar over het geheel genomen was dit een perspectiefloze, gesloten periode waarin ik zonder het te beseffen het beschermend oog van het universum hard nodig heb gehad.
Reddende connectie
De laatste reis die ik ondernam ging richting Scandinavië, maar aangekomen op de kust van Noorwegen werd me intuïtief duidelijk dat deze tocht een uitzichtloze onderneming was die niets heilzaams bood.
Dit inzicht zette me later ertoe aan de relatie met Miriam – na jaren van vrijblijvendheid – serieuzer te nemen. Het werd de basis voor een stabielere koers, met meer ruimte voor completere beleving, leerzame verantwoordelijkheden en een bewustere innerlijke ontwikkeling.
Dankzij Miriam leerde ik de aard en waarde van menselijkheid in zijn concrete vorm gaandeweg kennen. In 1976 en 1978 kregen we twee dochters, Lieke en Zanna. We zochten een geschikte woonplek en ik kon aan de slag als boekverkoper en als muzikant in regionale bands, waardoor inkomen verzekerd was. Daarnaast volgde ik drie jaar lang een hbo-studie geschiedenis en later rondde ik nog enkele werk-gerelateerde opleidingen af (administratie; automatisering).
Op de achtergrond intussen kregen zen en aikido temidden van dit alles een steeds centraler plaats in mijn hart.
De weg als basis
Aikido ging een steeds actievere rol spelen; de leraar bij wie ik begon met jiujutsu en aikdo in 1978 was Anton Krystek uit Heerlen. Later verhuisde ik naar een nog jonge aikidovereniging Ma-Ai in Maastricht. Daar trainde ik naar hartelust bij regionale leraren uit het nabije België: Jos Vanroy en Danny Leclerre (met name zijn companions Francois Warlet, Claude Bastin, Philippe van de Wetering).
Maar het brandpunt van mijn aikido-interesse vormde Seiichi Sugano die als Aikikai-representant in de Benelux wekelijks les gaf in diverse dojo’s hier in de regio. Toen hij rond 1987 naar de Verenigde Staten verhuisde, nodigde ik – mede vanwege hun klaarblijkelijke interesse in zen – Kenji Shimizu en John Stevens uit om hier regelmatig te komen lesgeven.
In deze zelfde tijd nam ik contact op met zenleraar Nico Tydeman en reisde ik enkele malen naar Berlijn en Oldenburg voor leerzame lessen van Wolfgang Sambrowsky.
Anonieme volheid
Het praktisch begin van mijn zenweg ligt in 1977, toen ik ging deelnemen aan een oefengroep in Brunssum – lichtelijk verbijsterd (en stilletjes verheugd) door het feit dat het verre en ‘verheven’ zen beoefend werd door alledaagse dorpsgenoten. Omdat deze groep zich na enkele jaren aansloot bij de organisatie van Taisen Deshimaru uit Frankrijk, koos ik voor een andere route op basis van mijn affiniteit met Shunryu Suzuki.
Zijn postume onderricht zette me in 1974, na voorgaande jaren van filosofische verkenningen, definitief op het wijsheidspad – mede dankzij de heer Fleischauer, de uitbater van boekhandel Athenaeum waar ik toentertijd werkte: hij schonk mij een exemplaar van Zen mind, beginner’s mind.
Rond 1985 leidde dit traject tot oprichting van Oefenschool De Kier, met als latere uitvloeiselen aikidoschool Inai en zencentrum Prajna. Op die basis verzorgde ik cursussen voor HOVO-Limburg, hielp een landelijke aikido-organisatie opzetten en gaf later ook coaching- en bedrijfstraining.
Een leerzaam en inspirerend onderdeel op de achtergrond intussen – naast de structurele liefde voor poëzie – vormde het vertalen van Engelstalig onderricht door leraren als Huangpo, Morihei Ueshiba, Hongzhi, etc.
Omdat onafheid (wereldse belangen) en overbodigheid (persoonlijke ambities) in mijn bestaan bleven opspelen en mijn cv in de eigen taxatie per saldo slechts ‘onbetrouwbaar en ondeugdelijk’ leek te vermelden, besloot ik in 1996 te stoppen met De Kier en op zoek te gaan naar een kloppender en effectiever manier van menszijn.
Afronding
In 1995 had tijdens meditatie de term Stiltij zich aangediend als een krachtige visie: een gelegenheid om de Weg te bewandelen als een authentieke bevrijdingsweg. Het bood een alternatief voor de bestaande organisatorische structuur met zijn extensies naar overheid, publiciteit, nevenactiviteiten etc.
Om toe te komen aan het inrichten van dit nieuwe traject werd in 1996 De Kier opgeheven. Hierdoor ontstond ook veel ruimte voor het exploreren van andere oefentradities (vedanta, mystiek, taichi, karate, magnetisme, stemwerk).
Na een jaar of twee leidden contacten met oud-leerlingen tot het opzetten van een informele oefenkring, onder de naam Stiltij. Maar met al die verschillende elementen voelde ik mettertiijd de noodzaak me te committeren aan één pad: zen. Om mijn verbinding met de Dharma te vestigen zocht ik contact met Nico Tydeman in 2000; dit leidde tot oprichting van zen centrum Prajna. In 2003 hervatte ik ook de aikido-trainingen: Inai, innerlijk aikido.
Via een collectieve dharma-pelgrimage door Zuid-Limburg (een maandelijkse dharma-dag op verschillende locaties) als gelegenheid om een nieuwe oefenplek te vinden, kwam Moorveld in 2010 in beeld. Vanaf dat moment werden de aikido-school en het zen-centrum gebundeld onder de ene noemer: wijsheidsplek Stiltij, een totaalconcept waarin we als een kleinschalige kloosteromgeving konden wonen en werken.
In 2015 kregen we het aanbod om te participeren in een reëel en veelomvattend klooster-project. Toen dat project uiteindelijk niet doorging, was dit voor mij het teken om te stoppen met alle georganiseer en het oefenen primair een anoniem, individueel karakter te geven, in dienst van bodhisattvaschap.
De eenvoud hiervan gaf me de kostbare kans het lijden van menszijn rechtstreeks te ervaren en centraal te stellen in mijn eigen leertraject – geen overbodige luxe na alle geflierefluit.
◄║►