Wie aandachtig onmetelijke liefde
tot ontwikkeling brengt,
voor hem, die het verdwijnen van bezit ziet,
worden de ketenen dunner.
Indien hij slechts één levend wezen
met onbedorven hart liefheeft,
dan wordt hij daardoor een goed mens.
Maar de edele die voor alle wezens
in zijn hart mededogen koestert,
verwerft daardoor immense verdienste.
Breet, Jan de & Janssen, Rob:
Aldus sprak de Boeddha.
Rotterdam 2007, p. 209.
◄║►